ABA-play
ABA Play is een methode om uw kind spelenderwijs allerlei vaardigheden aan te leren die het niet "vanzelf" oppikt.
De methode is gebaseerd op de principes uit de wetenschap van de toegepaste gedragsanalyse (Applied Behavior Analysis, oftewel ABA).
Het belangrijkste principe dat we toepassen is het belonen van gewenst gedrag. Een ander belangrijk principe is het geven van hulp bij het aanleren van nieuwe vaardigheden. (prompten).
We werken altijd vanuit de interesses van uw kind, we kijken naar wat hij zelf wil en gebruiken zijn motivatie om hem nieuwe vaardigheden aan te leren.
Deze nieuwe vaardigheid delen we op in kleine stapjes. Doordat de stappen klein zijn en er hulp wordt gegeven, maakt uw kind geen fouten en leert je kind de vaardigheid snel en met veel plezier.
Ieder programma wordt geheel afgestemd op de behoeftes van uw kind en de wensen van uzelf, als ouders.
Een ander belangrijk onderdeel van de methode is dat wij het belangrijk vinden dat kinderen zelf initiatieven nemen en die verder ontplooien.
We kijken steeds naar wat uw kind wil en wachten ook vaak zodat uw kind de ruimte krijgt om ons te laten zien wat hij wil leren en passen dan ons programma daarop aan.
Informatie over de effectiviteit van ABA kan u vinden op www.ctfeat.org, op de home page onder
"ABA Articles: A collection of articles, reports, and opinion pieces describing Applied Behavior Analysis (ABA) and the research that supports it."
Hoe gaat de methode in zijn werk?
EERSTE STAP
De methode bestaat uit enkele stappen.
Als eerste is het belangrijk een goede band te krijgen met je kind.
Je wilt ervoor zorgen dat je geliefd wordt bij je kind of je kind waar je mee werkt.
(dat kan uw eigen kind zijn, maar ook je kind waar je als trainer mee werkt)
Je wilt dat je kind naar jou toekomt en dingen van jou wil hebben. Pas als dat zo is, zal je hem iets kunnen leren.
Om dit te bereiken mag je, vooral aan kinderen die nog niet kunnen praten of kunnen vertellen wat ze willen, geen vragen stellen. Dit is heel moeilijk, volwassenen hebben de neiging continue vragen te stellen aan kinderen. Ook aan kinderen die wel kunnen praten worden heel vaak vragen-naar-de-bekende-weg gesteld en daarmee maak je jezelf als volwassene ongeliefd.
Ook het geven van instructies is in deze stap nog verboden. Je mag wel enthousiast zijn over wat je aanbiedt en ook enthousiast zijn over wat hij doet, zoals: wauw, dat heb je knap gedaan! of wat een fantastische tekening etc.
Wat je wel doet is je kind heel goed observeren. Je stelt jezelf de volgende vragen: waar kijkt hij naar, wat pakt hij, waar reikt hij naar? Wat wil hij?
Als je dingen en activiteiten aanbiedt en goed naar je kind kijkt zie je waarin hij geinteresseerd is. Je hoeft hem niets te vragen, als je goed naar hem kijkt
krijg je alle informatie die je nodig hebt.
Laat je b.v. iets zien of doe je iets (b.v. zingen) en hij deinst achteruit, dan weet je dat hij dit niet leuk vindt en leg je dit weer weg.
Laat je iets zien of doe je iets en kijkt of reikt hij ernaar, dan wil hij dat wel en geef je hem dat.
Door hem allerlei leuke en fijne dingen te geven, zal hij graag met jou willen spelen en zal jij hem iets kunnen gaan leren.
Doordat je allerlei dingen aanbiedt en informatie krijgt over wat hij wel leuk vindt en wat niet, weet je ook met welke activiteiten en dingen je gewenst gedrag van hem kan belonen.
TWEEDE STAP
Stap twee gaat dan ook over gewenst gedrag belonen. Maar voordat ik dit verder uit ga leggen, is het belangrijk te weten wat ik versta onder gewenst gedrag en onder ongewenst gedrag.
Gewenst gedrag = Gedrag dat jij (opvoeder) wilt van je kind in een bepaalde situatie (bijv. als
je kind iets wil hebben dan wijst hij ernaar)
Ongewenst gedrag = Gedrag dat jij (opvoeder) niet wilt van je kind in een bepaalde situatie. (bijv.
als je kind iets wil hebben, dan schreeuwt hij)
Vanuit de wetenschap van de toegepaste gedragsanalyse, weten we dat gedrag waar een fijne consequentie op volgt, zal toenemen. Dus, in het kort, de gedragingen van je kind waar je aandacht aan geeft, of waar je iets leuks op laat volgen, die zullen versterken.
Doordat je in stap een hebt uitgezocht wat je kind allemaal leuk en fijn vindt, kan je nu, zodra hij iets doet wat je fijn of gewenst vindt, daar meteen een van die leuke / fijne dingen op laten volgen. Hierdoor zal je kind dit vaker gaan doen.
Als je kind ongewenst gedrag laat zien, dan zorg je er als eerste voor dat dit hem niets oplevert. In de meeste gevallen betekent het dat je dit gedrag negeert. Zodra hij dan iets doet dat gewenst is, laat je daar meteen weer iets fijns op volgen. (belonen).
Tot nu toe hebben we alleen gesproken over gedrag dat je kind al laat zien, dus wat hij al doet, in een bepaalde situatie.
DERDE STAP
Als je kind echter het gewenste gedrag nog niet laat zien of nog niet kan doen in een bepaalde situatie, dan zal je hem hulp moeten geven, zodat hij wel het gewenste gedrag kan laten zien en jij dit gedrag vervolgens kan versterken door het te belonen. Op deze manier zal hij dit nieuwe gedrag aanleren!
Nu luistert hulp geven (we noemen het ook wel “prompten”) heel nauw. We willen namelijk je kind helpen te doen wat hij wil doen, zodat hij slaagt, maar tegelijkertijd willen we hem de ruimte geven om het zelf te doen.
Dit vereist een exacte timing van het moment waarop je hulp geeft. Hoe beter je je kind kent en hoe beter je je kind observeert, des te beter kan je je hulp op het juiste moment geven.
In al onze programma’s leren we kinderen als eerste vragen om de dingen die ZIJ willen of nodig hebben, b.v. eten, bal, kietelen, drinken, tol etc. (we noemen dit ook wel “manding”)
Veel kinderen met autisme hebben probleemgedragingen zoals slaan, schreeuwen, gooien etc, omdat ze, niet of in mindere mate kunnen vragen om de dingen die ze willen. Zodra ze kunnen vragen om deze dingen, dmv spraak, gebaren of foto’s, zien we dat het probleemgedrag afneemt en meestal helemaal verdwijnt.
STAP VIER
Pas als kinderen in voldoende mate kunnen vragen om alle dingen die zij willen, gaan we ze leren instructies van anderen op te volgen. Dit doen we terwijl we met je kind aan het spelen zijn. Als eerste geven we instructies waarvan we denken dat je kind dat zelf al graag wil doen in die situatie. De kans is dan groot dat hij het doet en als hij het doet belonen we hem. Zo leert je kind dat het opvolgen van onze instructies leuk is. In deze stap leren we hem ook onze handelingen te imiteren en met allerlei speelgoed te spelen. We leren je kind ook allerlei andere vaardigheden op het gebied van taal (zowel dingen kunnen aanwijzen, benoemen, erom kunnen vragen, eigenschappen en functies van dingen) ruimtelijk inzicht, motoriek, zelf verzorging, spel, sociale interactie en nog veel meer. Welke vaardigheden aangeleerd moeten worden, bepalen we mede op basis van de door de ouders ingevulde vragenlijst: “The Assessment of Basic Language and Learning Skills, van James W. Partington”.
STAP VIJF
Als we je kind spelenderwijs de meest belangrijke vaardigheden hebben aangeleerd, dan gaan we een gedeelte van de training, met je kind aan tafel werken. Het aan tafel werken is een vaardigheid die je kind nodig heeft op school. Tevens is het aan tafel makkelijker om in een hoog tempo vaardigheden aan te leren. Het “aan tafel werken” wordt echter altijd afgewisseld met spel op de grond of buiten. Ook, is er, ook in deze stap van de training, altijd voldoende ruimte voor je kind om te vragen om de dingen die hij wil.
Meer informatie over de technieken die we toepassen om ervoor te zorgen dat je kind graag aan tafel wil werken, vind je in de hand-outs van de workshops.
STAP ZES
Als je kind de vaardigheden bezit om deel te kunnen nemen aan een vorm van onderwijs, gaan we hem leren spelen met leeftijdsgenootjes.. (dit kan echter ook al in stap 3 of 4)
Wij vinden het heel belangrijk dat je kind het leuk gaat vinden om met andere kinderen te spelen. Mijn ervaring is dat alle kinderen met autisme het leuk vinden om met andere kinderen te spelen. Ze weten echter niet hoe. Wij moeten ze dus de hulp geven waardoor ze wel weten wat ze moeten doen tijdens hun spel met andere kinderen. We zien altijd dat ze, zodra ze deze vaardigheden aangeleerd hebben, dat ze veel initiatieven nemen om met andere kinderen te spelen.
Oudere kinderen leren we tevens vaardigheden aan zodat ze zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren op hun werk of in hun woning.
Tot zover in het kort mijn uitleg over de methode.
Meer specifieke informatie kunt u vinden onder “video/slideshow”.
Het bijwonen van een workshop geeft u een nog veel beter idee over wat de methode inhoudt en hoe u hem kan toepassen.
Het is aan te raden de methode pas toe te passen nadat u een workshop heeft gevolgd. Het juist toepassen van de methode is niet eenvoudig en vereist meer kennis en oefening dan ik hier op de website kan geven.
Tijdens de workshop wordt veel video getoond en mijn ervaring is dat trainers en ouders de principes veel beter toe kunnen passen naar aanleiding van deze video’s. Alles wordt veel duidelijker als je het andere mensen ziet doen.
Ook worden tijdens de workshop technieken zoals hulp geven en belonen, uitgebreid toegelicht en geoefend door de deelnemers.
Door de grote hoeveelheid video’s (zeker 50% van de workshop), doet u tevens veel ideeen op over wat je allemaal met je kind kan doen.